De Ouden
In vroegere tijden
In de zee van mist
Doemen beelden op
Van Sjamanen in de regen
Stampend en wervelend
Op diepe trommen
Drommen mensen bijeen
Schreeuwend voor de zegen
Boven hen staan
Uitgehouwen in steen
Levende wezens
Stilstaand zonder leven
Aan Hen toevertrouwt
De wil, het zijn
Dankbaarheid voor
Het geven en Het nemen
Een storm steekt op
de wind trekt aan
Brengt striemende regens
en oorverdovend gedonder
Rennend en vallend
onder voortgaand gerommel
Vluchten mensen uiteen
en gaan schreeuwend tenonder.
Boven hen zien
met onbewogen ogen
De levende beelden
maar voor Hen geen bijzonder
Aan Hen toevertrouwt
De zoon, de dochter
Wanhopig en bang
gaat de clan tenonder
Bliksem slaat in
en blakert de grond
Zwart als roet
waar vlammen uiteen slaan
Bloedend en vallend
doodskreten die krijsen
Stervenden strijden
Tegen het einde van hun bestaan
Boven hen hoort
met ongeinteresseerde oren
Zij die niets geven
en Zij laten begaan
Aan hen toevertrouwt
thuis en jachtgronden
Dieren leven nu daar
waar een mens heeft gestaan